Een waterontharder plaatsen

Voor een waterontharder moeten er 3 afvoeren aangesloten worden. Op de CA-klep, de regeneratie-afvoer en op de noodoverloop van het zoutvat. Let op: plaats het zeefje van de CA-klep op de juiste plek en zorg ervoor dat de waterstroompijl de juiste richting op wijst. Heeft de klant een watermeter van (meer dan) 2,5 m³/u, dan plaats je een BA-klep. Monteer een aftapkraan om straks de hardheid van het water te controleren.

Controleer of de waterontharder correct is aangesloten en zet langzaam waterdruk op de ontharder. Houd de drukknop voor start extra regeneratie ingedrukt tot de tijd in beeld verschijnt om het regeneratieproces te starten. Draai dan de bypass-hendel naar de servicestand. Zo ontlucht de ontharder. Volg de handleiding om het regeneratieproces te voltooien.

Stel de juiste hardheid in door water af te nemen op een van de tappunten en meet de hardheid met de testset. Pas de resthardheid aan met het naaldventiel. Is het ventiel helemaal ingedraaid, dan is de resthardheid 0°dH. Zorg dat er tussen de metingen voldoende water wegspoelt zodat het water tussen de waterontharder en het tappunt volledig is ververst.

Stel de waterontharder in. Dit doe je door beide knoppen met pijltjes in te drukken.

Open de klep van de waterontharder. Vul het systeem met 10 tot 15 cm water en daarna met het daarvoor bestemde zout. Sluit de deksel en het wateronthardingssysteem is klaar voor gebruik.

• Minder kalkafzetting in apparaten, dus minder storingen
• Doordat er minder kalkafzetting op verwarmingselementen plaatsvindt, blijft de warmte-afgifte constant en is er niet
  meer energie (stroom) nodig om tot dezelfde temperatuur te komen
• Reinigen is minder vaak nodig
• Zacht water schuimt veel sneller dus minder verbruik van zeep en shampoo
• Kleding blijft langer mooi